Bezui­ni­gingen op NME / Dieren­weides


Indiendatum: jun. 2011

Naar aanleiding van de voorgenomen bezuinigingen op Natuur-en Mlieu-educatie heb ik de volgende vragen

1. Wat zijn de jaarlijkse ontwikkelingen in de bezoekersaantallen van de verschillende educatieve centra?

2. Welke effecten in de bezoekersaantallen verwacht u bij scenario 2, waarbij immers vrijwel alle activiteiten op 1 locatie worden gecentraliseerd

3. Hoeveel (verzorgde) dieren bevinden zich in elke dierenweide of kinderboerderij en op basis waarvan wordt het (maximale) aantal bepaald?

4. Hoe wordt momenteel toegezien op het dierenwelzijn? Zijn er periodiek veterinaire inspecties? Bezitten de dierenweides / kinderboerderijen een keurmerk van de Stichting Kinderboerderijen Nederland (SKBN)?

5. Wat zijn de jaarlijkse kosten voor elke dierenweide / kinderboerderij afzonderlijk?

6. Bij sommige dierenparken in Nederland wordt bewust gefokt om in het voorjaar jonge dieren te hebben, die in het najaar naar de slager gaan. Wat zijn in elke dierenweide / kinderboerderij de jaarlijkse geboorte- en sterftecijfers en hoe wordt er omgegaan met een eventuele overschot aan dieren?

7. Het voorgestelde scenario behelst een beleidswijziging. Is overwogen om dit beleid nog ter visie te leggen voor inspraak? Zo nee, waarom niet? Hoe is de mening van verschillende dierenwelzijn-, natuur- en milieuorganisaties in het plan van aanpak verwerkt?

8. Welke educatieve activiteiten worden in elk centrum verricht en welke gaan verdwijnen in scenario 2?

9. Er is veel verborgen dierenleed bij kleine huisdieren. Veel sterven vroegtijdig door verwaarlozing of verkeerde verzorging. In andere steden (bijv. Haarlem) geven de kinderboerderijen daarom ook advies over de omgang met (kleine) huisdieren. Is dat in Leiden ook het geval? Zo ja, hoe denkt de gemeente deze taken in stand houden bij centralisatie in de Merenwijk, wat immers een grotere afstand voor overige stadswijken betekent? Zo nee, hoe ziet de gemeente haar taak dan in deze?

10. Voor enkele dierenweides wordt gezocht naar externe financiering. Is dit ook overwogen/ onderzocht voor de dierenweides die in uw voorstel gaan verdwijnen? Zo nee, waarom niet?

Indiendatum: jun. 2011
Antwoorddatum: 23 aug. 2011

Schriftelijke vragen aan het College van Burgemeester en Wethouders van het raadslid D. DE VOS (PVDD) inzake NME/Dierenparken/Kinderboerderijen (ingekomen 23 juni 2011)

1. Wat zijn de jaarlijkse ontwikkelingen in de bezoekersaantallen van de verschillende educatieve centra?

Er zijn geen concrete cijfers beschikbaar, bezoekers worden niet geteld per locatie. Over het algemeen geldt dat de kinderboerderij goed bezocht wordt en de locaties Reigersbos en Koetshuis krijgen minder bezoekers. De locatie Merenwijk (kinderboerderij en educatief centrum ‘Weidezicht) en de locatie Reigersbos zullen versterkt worden door (in het geval van de kinderboerderij gedeeltelijke) verhuur aan een partner wiens doelstelling aansluit bij die van NME. Hiermee worden naar verwachting nieuwe doelgroepen getrokken. Het theehuis van Reigersbos wordt op zondag over het algemeen wel druk bezocht. Uitgangspunt is dan ook dat de zondagmiddag openstelling van het theehuis behouden blijft.

Verder geldt in algemene zin voor alle locaties dat het aantal bezoekers fluctueert per seizoen. Voorjaar en herfst zijn gemiddeld de drukste seizoenen. Het aantal bezoekers per jaar is over een aantal jaar gerekend redelijk stabiel. Uitschieters naar boven of beneden hebben meestal een relatie met het weer. Bezoek door scholen wordt bepaald door het aantal groepen dat intekent op activiteiten die op een locatie plaatsvinden. Dit aantal overtreft vaak de plaatsingsmogelijkheden.

Gegevens over het aantal bezoekers zijn er verder nog van:

  • Het aantal leerlingen dat gebruik maakt van lespakketten, dan wel deelneemt aan nme- projecten in de Leidse Hout (Koetshuis), Cronesteijn (Reigersbos) en het nme-centrum in de Merenwijk (kinderboerderij). Voor het primair onderwijs bedraagt dat aantal ongeveer 25.000 per jaar. Bij de projecten in Leidse Hout en Cronesteijn komen de leerlingen altijd in aanraking met dieren in de betreffende weitjes. Het aantal is gebaseerd op het aantal inschrijvingen.
  • Het aantal bezoekers aan door nme georganiseerde publieksactiviteiten op één van de locaties bedraagt ongeveer 12.000 per jaar. Dit aantal is gebaseerd op globale tellingen en schattingen.
  • De kinderboerderij in de Merenwijk wordt jaarlijks bezocht door ongeveer 88.000 mensen. Ook hier gaat het om een combinatie van tellingen en schattingen.

Van de afzonderlijke dierenweiden zijn geen tellingen of schattingen bekend, noch van onderwijsactiviteiten (zie ook hierboven), noch van individuele bezoekers.

2. Welke effecten in de bezoekersaantallen verwacht u bij scenario 2, waarbij immers vrijwel alle activiteiten op 1 locatie worden gecentraliseerd?

Voor de locatie in Cronesteyn geldt dat de huidige functie versterkt wordt door verhuur aan een partner wiens doelstelling aansluit bij die van NME. Het uitgangspunt is meer bezoek naar park Cronesteyn te trekken door meer natuur- en milieu gerelateerde activiteiten te bieden. De zondagmiddag openstelling van het theehuis (veelal drukbezocht) blijft behouden.

De educatieve functie van het Koetshuis wordt opgeheven en de locatie wordt verhuurd conform de bestemming ‘wonen/maatschappelijke voorzieningen’. Lessen voor scholen op deze locatie worden in het vervolg op een andere manier vormgegeven. De wandelroutes worden bv. aangeboden op andere locaties en kunnen zelfstandig gelopen worden. Festiviteiten als boomfeestdag en andere activiteiten als tentoonstellingen zullen zo veel mogelijk geïntegreerd worden in het aanbod van het Duurzaamheidcentrum.

Het duurzaamheidcentrum in de Merenwijk richt zich op het trekken van meerdere doelgroepen, o.a. door het aanbieden van meer publieksactiviteiten en het betrekken van partners. De aandacht wordt dus niet meer vooral gericht op het onderwijs maar richt zich ook op bewoners van leiden en de regio, toeristen e.d. Er wordt hiermee een andere invulling gegeven aan Natuur- en Milieueducatie. De locatie in de Merenwijk (kinderboerderij en educatief centrum ‘Weidezicht’) wordt eveneens versterkt door verhuur van de oude boerderij aan een partner wiens doelstelling aansluit bij die van NME. Dit zal meer verschillende doelgroepen aanspreken. De verwachting is dan ook dat de bezoekersaantallen naar deze locatie zullen stijgen.

3. Hoeveel (verzorgde) dieren bevinden zich in elke dierenweide of kinderboerderij en op basis waarvan wordt het (maximale) aantal bepaald?

Het aantal dieren is niet exact aan te geven. Het wordt onder andere bepaald door de beschikbare hoeveelheid voer (gras). Dit om te voorkomen dat er extra bijgevoerd moet worden. Soms lopen er even in het geheel geen dieren om het land ‘rust’ te geven: behalve dat het gras dan de mogelijkheid heeft om te groeien, wordt de kans dat ziekten via de uitwerpselen doorgegeven worden, kleiner. Ook bij verwondingen en geboortes worden de dieren uit de dierenweiden gehaald en naar de kinderboerderij in de Merenwijk gebracht, omdat daar de opvangmogelijkheden en zorg het best te garanderen zijn. Er wordt niet gestreefd naar een maximale, maar eerder naar een optimale veebezetting.

De vijf dierenweiden (Mors, Koetshuis, Hooghkamer, Cronesteijn en Stevenhof) zijn zeer verschillend qua oppervlakte en aanwezige schuilgelegenheid voor het vee. Het gemiddeld aantal dieren dat er ’s zomers loopt verschilt dan ook per weitje. In totaal gaat het om ongeveer 18 schapen, 16 geiten, 3 ezels en 3 pony’s. Dus 40 dieren totaal en gemiddeld 8 per weitje. Daar waar er ruimte en onderdak voor is, loopt er ook nog pluimvee (o.a. kippen, siereenden en ganzen).

4. Hoe wordt momenteel toegezien op het dierenwelzijn? Zijn er periodiek veterinaire inspecties? Bezitten de dierenweides / kinderboerderijen een keurmerk van de Stichting Kinderboerderijen Nederland (SKBN)?

De kinderboerderij heeft een voorlopig keurmerk van de SKBN. De kinderboerderij en dierenweiden (die samen één bedrijf vormen) voldoen in principe aan de eisen die het keurmerk stelt. Nog een paar zaken moesten gerealiseerd worden (o.a verplaatsing van de mesthoop). Bij de ontwikkeling van een nieuw onderdeel waar met name peuters en dieren beter met elkaar in contact kunnen komen, is zowel door onszelf, het ministerie van ELI als het LICG (Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren) zeer kritisch gekeken naar de eisen vanuit het oogpunt dierenwelzijn. Veterinaire inspecties en (verplichte) entingen vinden plaats volgens een samen met de dierenarts opgesteld schema.

5. Wat zijn de jaarlijkse kosten voor elke dierenweide / kinderboerderij afzonderlijk?

Om de dierenweides te kunnen behouden is jaarlijks het volgende budget nodig:

€ 80.000,- om (DZB-)dierverzorgers in te huren die de dieren verzorgen en die incidenteel klein onderhoud aan de dieronderkomens verrichten

€ 26.000,- aan budget dierverzorging en voor kosten van transport langs de dierenweides

Het benodigde totale jaarlijkse budget bedraagt dus 106.000,-.

6. Bij sommige dierenparken in Nederland wordt bewust gefokt om in het voorjaar jonge dieren te hebben, die in het najaar naar de slager gaan. Wat zijn in elke dierenweide / kinderboerderij de jaarlijkse geboorte- en sterftecijfers en hoe wordt er omgegaan met een eventuele overschot aan dieren?

In het voorjaar zijn er tot nu toe altijd jonge dieren. Educatief gezien, is dat interessant (de relatie tussen ouderdieren en hun jongen; met de verschillen die er hierbij zijn tussen verschillende diergroepen). Uit het oogpunt van dierenwelzijn is het een pluspunt omdat de sociale structuur binnen een groep (meerdere leeftijdsklassen binnen één diergroep) beter tot z’n recht komt. En omdat wij ons tot dusver voornamelijk richten op de zeldzamere (oud-Hollandse) landbouwhuisdieren en minder op de hoog productieve rassen, hebben we meer afzetmogelijkheden o.a. bij andere kinderboerderijen. Hiermee leveren we tevens een bescheiden bijdrage aan het in stand houden van ons “levende cultureel erfgoed”.

Het aantal geboorten is niet van tevoren te bepalen, aangezien verschillende diersoorten en rassen vaak meerlingen werpen. Dat aantal kan per moederdier verschillend zijn. Een deel van de jonge dieren wordt aangehouden om een ‘natuurlijke’ leeftijdsopbouw binnen een diergroep te kunnen realiseren.

7. Het voorgestelde scenario behelst een beleidswijziging. Is overwogen om dit beleid nog ter visie te leggen voor inspraak? Zo nee, waarom niet? Hoe is de mening van verschillende dierenwelzijn-, natuur- en milieuorganisaties in het plan van aanpak verwerkt?

In de Programmabegroting 2011 en meerjarenraming 2011-2014 is aangegeven dat er op het beleidsterrein van NME vanaf 2011 bezuinigd moet worden. Met amendement A100113/24 heeft op 11 november 2010 de gemeenteraad besloten de bezuiniging van 2011 te annuleren. In dit amendement wordt door de Raad verzocht een plan te ontwikkelen waarin de effecten van de bezuinigingen op NME worden weergegeven. Het ‘plan van aanpak NME 2011-2014. De opties voor een nieuwe invulling van NME’’ voorziet hierin. Aan de hand van 4 scenario’s wordt vorm gegeven aan de geplande taakstelling en worden de effecten hiervan in kaart gebracht, precies zoals gevraagd door de Raad.

In het Plan van Aanpak zijn de 4 scenario’s geformuleerd op basis van een breed gedragen missie en visie voor de nieuwe organisatie. Deze 4 scenario’s zijn gescoord op basis van een zestal beoordelingscriteria. Van elk scenario zijn eveneens de risico’s geïnventariseerd, de kans dat dit risico zich voordoet is beoordeeld, evenals de impact dat dit elk risico heeft. Kortom, een uitgebreid en zorgvuldig proces is gevolgd. Aanverwante partijen als Stichting de Bloeiende Kip, IVN, vrijwilligers en anderen zijn regelmatig bijgepraat over de ontwikkelingen en zijn daarbij om input gevraagd. Op alle locaties zijn enquêtes uitgevoerd om het gebruik van de locaties in kaart te brengen en de wensen van bezoekers te onderzoeken. Verder is met verschillende partners in de stad (bijvoorbeeld Naturalis, Technolab) gesproken over eventuele verhuur van panden en samenwerking. Er is inderdaad een afweging gemaakt of dit beleid, c.q. deze invulling van de bezuiniging op NME, wel of niet voor inspraak zou worden vrijgegeven. Dat is vooralsnog niet gebeurd.

Daarbij is, behalve het bovenstaande, ook overwogen dat de inspraakverordening over de vraag of inspraak hier aan de orde was, niet duidelijk is. Art. 3 f sluit inspraak ten aanzien van de begroting namelijk uit. Maar in dit geval is het de vraag of de eventuele inspraak de bezuiniging zelf betreft of de wijze van invulling daarvan. Daarnaast stelt art. 1 i dat inspraak dient te worden verleend op “beleidsvoornemens waarbij het redelijkerwijze te verwachten is dat velen zich daarbij betrokken voelen”. Gezien de discussie die in de stad is ontstaan en die die betrokkenheid illustreert, leggen wij het beleidsvoornemen alsnog voor inspraak voor. Een voorstel daartoe zal op 30 augustus 2011 in ons college worden behandeld.

8. Welke educatieve activiteiten worden in elk centrum verricht en welke gaan verdwijnen in scenario 2?

De 3 educatieve centra dienen op dit moment als ruimten voor:

  • Wisselende tentoonstellingen met betrekking tot natuur en milieu in de (directe) omgeving van het centrum.
  • Verspreiding van informatiemateriaal over natuur en milieu (in de stad).\
  • Vergader- en cursusruimte en uitvalsbasis voor vrijwilligers van natuur- en milieuorganisaties.
  • Voor het onderwijs als startpunt, uitwerk- of lesruimte m.b.t. natuur- of milieueducatieve activiteiten die toegespitst zijn op de mogelijkheden van de betreffende locatie.

Voor het bezoekerscentrum in de Leidse Hout vervallen deze mogelijkheden zo goed als zeker. De activiteiten op deze locatie worden zo veel mogelijk vanuit de Merenwijk voortgezet/ aangeboden. Voor Cronesteyn blijven ze waarschijnlijk deels behouden. En in de Merenwijk blijven de geschetste functies mogelijk en worden waarschijnlijk zelfs uitgebouwd.

9. Er is veel verborgen dierenleed bij kleine huisdieren. Veel sterven vroegtijdig door verwaarlozing of verkeerde verzorging. In andere steden (bijv. Haarlem) geven de kinderboerderijen daarom ook advies over de omgang met (kleine) huisdieren. Is dat in Leiden ook het geval? Zo ja, hoe denkt de gemeente deze taken in stand houden bij centralisatie in de Merenwijk, wat immers een grotere afstand voor overige stadswijken betekent? Zo nee, hoe ziet de gemeente haar taak dan in deze?

Mondelinge informatie op dit punt werd tot nu toe alleen gegeven op de kinderboerderij in de Merenwijk (de enige locatie waar tijdens de openingsuren continu gekwalificeerde dierverzorgers aanwezig zijn). Op dit punt verandert er dus niets (met betrekking tot schriftelijke informatie zie bij 8.). Overigens ziet de gemeente dit niet als kerntaak. Er zijn andere personen en instanties zoals het dierenasiel, dierenartsen e.d. die hiervoor eerder benaderd worden.

10. Voor enkele dierenweides wordt gezocht naar externe financiering. Is dit ook overwogen/ onderzocht voor de dierenweides die in uw voorstel gaan verdwijnen? Zo nee, waarom niet?

Hier is niet voor gekozen omdat het bedrag dat jaarlijks gezocht moet worden aan externe financiering dan niet meer realistisch is. Bij de keuze voor scenario 2 moet al een aanzienlijk bedrag aan externe financiering gevonden worden. Gezien de forse opgave zijn pijnlijke keuzes nu eenmaal onvermijdelijk.

Interessant voor jou

Aantasting broedgelegenheid bosuil

Lees verder

Meelopen van dieren bij 3-oktober-optocht

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer