Schrif­te­lijke Vragen: Een huis voor de vleermuis


Indiendatum: 26 jan. 2023

“Vleermuizen zijn wettelijk beschermd, maar verliezen massaal hun verblijfplaatsen en worden soms zelfs gedood als wij onze woningen isoleren” .

Na-isolatie van woningen en andere panden is een essentieel onderdeel van de energietransitie. Immers: energie die je niet verbruikt hoef je ook niet op te wekken. Vaak wordt daarbij over het hoofd gezien dat kieren en spleten in (spouw)muren vaak gebruikt worden door vleermuizen als verblijfplaats of kraamkolonie. Door het isoleren van spouwmuren verdwijnt het leefgebied van de vleermuizen. Ook komt het regelmatig voor dat vleermuizen levend begraven worden onder het isolatiemateriaal.

Experts geven aan dat checks voorafgaand aan isolatiemaatregelen (bijvoorbeeld controleren of vleermuizen aanwezig zijn met een spiegeltje) of plaatsen van alternatieve verblijfplaatsen (bijvoorbeeld vleermuiskasten ophangen op een andere plek), vaak onvoldoende zijn.

Gemeenten hebben een rol bij het stimuleren en faciliteren van natuurinclusief isoleren. Dit kan bijvoorbeeld door het in kaart brengen van locaties met belangrijke verblijven voor verschillende vleermuissoorten. Isolatiebedrijven kunnen dit overzicht vervolgens gebruiken bij het inrichten van hun werkzaamheden.

De gemeente Leiden is onlangs gestart met het langverwachte isolatie-offensief. De Partij voor de Dieren is daar blij mee, maar maakt zich tegelijk zorgen over mogelijk negatieve gevolgen hiervan voor de vleermuis. Op grond van artikel 45 van het Reglement van Orde stelt het lid Van Schaik het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden de volgende vragen over huisvesting voor vleermuizen bij isolatiemaatregelen.

1. Hoe gaat het met de populatie vleermuizen in Leiden?

a. Welke soorten komen hier voor? Hoe heeft hun aantal zich ontwikkeld in de afgelopen 4 jaar?

b. Hoe wordt het aantal vleermuizen en vleermuis soorten gemonitord?

2. Heeft het college zicht op de plaatsen met belangrijke verblijven voor de verschillende vleermuissoorten?

a. Zo ja, graag ontvangen we een kaart waarop deze verblijven en foerageerroutes zijn aangegeven.

b. Zo nee, is het college bereid om zo’n overzichtskaart met belangrijke verblijven en routes op te stellen?

3. Heeft het college bij het isolatie offensief rekening gehouden met de negatieve impact van isolatie maatregelen op vleermuizen?

a. Zo ja, op welke manier(en)?

b. Zo nee, waarom niet?

Ook andere diersoorten zijn aangewezen op kieren en spleten in muren voor hun verblijf- of overwinterplaatsen. Denk aan vlindersoorten en andere insecten zoals wantsen. Ook deze dieren zijn, net als vleermuizen, gebaat bij natuurinclusief isoleren.

4. Op welke wijze ondersteunt de gemeente particulieren en isolatiebedrijven bij natuurinclusief isoleren op dit moment?

5. Ziet het college een rol voor zichzelf weggelegd voor het verdergaand stimuleren en faciliteren van natuurinclusief isoleren?

a. Zo ja, wat gaat het college nog meer doen?

b. Zo nee, waarom niet?

De energietransitie is ontzettend belangrijk en moet voortvarend aangepakt worden. Echter, we hebben ook te maken met een natuurcrisis: dieren- en plantensoorten sterven momenteel veel sneller uit dan vroeger . We lijken zelfs in een ware uitstervingsgolf te zitten. Daarom is het essentieel dat de klimaat- en natuurcrisis in samenhang aangepakt worden. Bij klimaatmaatregelen moet altijd gekeken worden naar de impact ervan op planten en dieren.

6. Onderschrijft het college het uitgangspunt dat de klimaat- en natuurcrisis, ook op lokaal niveau, in samenhang aangepakt moeten worden?

a. Zo ja, op welke manier komt dit tot uitdrukking in beleid? Kan dit nog verder expliciet gemaakt en/of aangescherpt worden?

b. Zo nee, waarom niet?

7. Is het college bereid om bij klimaatgerichte maatregelen in raadsvoorstellen, altijd een check te doen op mogelijke impact op de biodiversiteit?

a. Zo ja, is het mogelijk om de resultaten van zo’n check op te nemen in het betreffende raadsvoorstel?

b. Zo nee, waarom niet?

Indiendatum: 26 jan. 2023
Antwoorddatum: 7 mrt. 2023

“Vleermuizen zijn wettelijk beschermd, maar verliezen massaal hun verblijfplaatsen en worden soms zelfs gedood als wij onze woningen isoleren” .

Na-isolatie van woningen en andere panden is een essentieel onderdeel van de energietransitie. Immers: energie die je niet verbruikt hoef je ook niet op te wekken. Vaak wordt daarbij over het hoofd gezien dat kieren en spleten in (spouw)muren vaak gebruikt worden door vleermuizen als verblijfplaats of kraamkolonie. Door het isoleren van spouwmuren verdwijnt het leefgebied van de vleermuizen. Ook komt het regelmatig voor dat vleermuizen levend begraven worden onder het isolatiemateriaal.

Experts geven aan dat checks voorafgaand aan isolatiemaatregelen (bijvoorbeeld controleren of vleermuizen aanwezig zijn met een spiegeltje) of plaatsen van alternatieve verblijfplaatsen (bijvoorbeeld vleermuiskasten ophangen op een andere plek), vaak onvoldoende zijn.

Gemeenten hebben een rol bij het stimuleren en faciliteren van natuurinclusief isoleren. Dit kan bijvoorbeeld door het in kaart brengen van locaties met belangrijke verblijven voor verschillende vleermuissoorten. Isolatiebedrijven kunnen dit overzicht vervolgens gebruiken bij het inrichten van hun werkzaamheden.

De gemeente Leiden is onlangs gestart met het langverwachte isolatie-offensief. De Partij voor de Dieren is daar blij mee, maar maakt zich tegelijk zorgen over mogelijk negatieve gevolgen hiervan voor de vleermuis. Op grond van artikel 45 van het Reglement van Orde stelt het lid Van Schaik het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden de volgende vragen over huisvesting voor vleermuizen bij isolatiemaatregelen.

1. Hoe gaat het met de populatie vleermuizen in Leiden?

a. Welke soorten komen hier voor? Hoe heeft hun aantal zich ontwikkeld in de afgelopen 4 jaar?

b. Hoe wordt het aantal vleermuizen en vleermuis soorten gemonitord?

Antwoord: Omdat er meerdere soorten vleermuizen voorkomen in Leiden is er geen eenduidig verhaal over de populatie vleermuizen. De Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Kleine dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Baardvleermuis, Watervleermuis en Meervleermuis zijn met zekerheid vastgesteld in Leiden. Een grootste deel daarvan is gebouw-bewonend, maar een ander deel is boom-bewonend. Monitoring gebeurt via meerdere wegen, maar vooral structureel sinds 2004 via het stadsnatuurmeetnet. Op basis daarvan is de trend berekend (2004-2021):

▪ Gewone dwergvleermuis: matige toename
▪ Ruige dwergvleermuis: matige toename
▪ Laatvlieger: matige toename
▪ Rosse vleermuis: sterke toename.

De waarnemingen voorzien voor de overige soorten van het meetnet onvoldoende in een significante trend. Voor de laatste vier jaar zorgen de schommelingen in de metingen (waarschijnlijk door toeval en variatie in omstandigheden) te veel om te kunnen vaststellen wat de trends zijn op deze korte termijn.

2. Heeft het college zicht op de plaatsen met belangrijke verblijven voor de verschillende vleermuissoorten?

a. Zo ja, graag ontvangen we een kaart waarop deze verblijven en foerageerroutes zijn aangegeven.

b. Zo nee, is het college bereid om zo’n overzichtskaart met belangrijke verblijven en routes op te stellen?

Antwoord: Belangrijke verblijfplaatsen zijn verspreid over de hele stad. Ook foerageergebieden en vliegroutes zijn in principe overal in de stad te verwachten. Daarom is niet aan te geven waar deze precies zijn. Wel worden resultaten uit gebiedsinventarisaties die we uitvoeren opgenomen in de gemeentelijke natuurdatabase. Deze gegevens zijn ontsloten via natuur.leiden.nl (zie bijgevoegd figuur aan het einde van het document). Het college is wettelijk verplicht de gunstige staat van instandhouding van vleermuizen te borgen. Hiertoe onderzoekt het welke methode de meest effectieve is hierin. Het opstellen van een overzichtskaart kan daarbij een onderdeel zijn van een grotere aanpak. Het college oriënteert zich of we middels een zogenaamd soortenmanagementplan in samenwerking met de Omgevingsdienst Haaglanden (bevoegde instantie) dit kunnen oppakken.

3. Heeft het college bij het isolatie offensief rekening gehouden met de negatieve impact van isolatie maatregelen op vleermuizen?

a. Zo ja, op welke manier(en)?

b. Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Ja, het college wil natuurinclusief verduurzamen en daarom wordt binnen het Leids isolatieoffensief rekening gehouden met vleermuizen. Bij het opstellen van het isolatieoffensief wordt meegenomen dat bij bewoners die een offerte voor spouwmuurisolatie opvragen een huisbezoek zal plaatsvinden. De installateur controleert de spouw op vleermuizen. Als die er zitten wordt er geen offerte uitgebracht. Daarnaast is er een recent initiatief van de provincies Utrecht en Overijssel dat communiceert over methodes voor natuurvriendelijk isoleren. In samenwerking met de provincie Zuid Holland onderzoeken we hoe we onze eigen activiteiten in de toekomst aan deze methodes kunnen laten aansluiten. In samenhang met het soortenmanagementplan laten we later dit jaar hier meer over weten.

Ook zijn en worden veel verblijfplaatsen gecompenseerd door natuurinclusief bouwen.

Ook andere diersoorten zijn aangewezen op kieren en spleten in muren voor hun verblijf- of overwinterplaatsen. Denk aan vlindersoorten en andere insecten zoals wantsen. Ook deze dieren zijn, net als vleermuizen, gebaat bij natuurinclusief isoleren.

4. Op welke wijze ondersteunt de gemeente particulieren en isolatiebedrijven bij natuurinclusief isoleren op dit moment?

Antwoord: De wettelijke plicht en uitvoering om beschermde soorten te ontzien bij isoleren ligt in eerste instantie bij particulieren en ondernemers. Het college wil daarnaast communiceren over de methodes om natuurvriendelijk te isoleren aan de hand van het initiatief van de provincies Utrecht en Overijssel.

Overigens blijven kieren en spleten die gebruikt worden door verschillende insectensoorten bij isolatie in principe intact.

5. Ziet het college een rol voor zichzelf weggelegd voor het verdergaand stimuleren en faciliteren van natuurinclusief isoleren?

a. Zo ja, wat gaat het college nog meer doen?

b. Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Het college onderzoekt momenteel de instrumenten om de energietransitie uitvoerbaar te maken met inachtneming van de kaders binnen de Wet natuurbescherming. Een rol van het college kan hierbij stimuleren en faciliteren zijn. Zie antwoorden bij de vragen 2 en 3.

De energietransitie is ontzettend belangrijk en moet voortvarend aangepakt worden. Echter, we hebben ook te maken met een natuurcrisis: dieren- en plantensoorten sterven momenteel veel sneller uit dan vroeger . We lijken zelfs in een ware uitstervingsgolf te zitten. Daarom is het essentieel dat de klimaat- en natuurcrisis in samenhang aangepakt worden. Bij klimaatmaatregelen moet altijd gekeken worden naar de impact ervan op planten en dieren.

6. Onderschrijft het college het uitgangspunt dat de klimaat- en natuurcrisis, ook op lokaal niveau, in samenhang aangepakt moeten worden?

a. Zo ja, op welke manier komt dit tot uitdrukking in beleid? Kan dit nog verder expliciet gemaakt en/of aangescherpt worden?

b. Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Het college onderschrijft dat de maatregelen in het kader van klimaatverandering en biodiversiteit ook op lokaal niveau in samenhang getroffen moeten worden. Het college werkt aan een nieuw uitvoeringsprogramma over biodiversiteit en klimaatadaptatie. In het handboek Kwaliteit Openbare Ruimte zijn deze thema’s en de samenhang ertussen inmiddels geland.

Daarnaast zijn de negatieve effecten van de energietransitie op stadsnatuur bij het college bekend. Vanuit rijksoverheid beleid is het college verplicht zich in te spannen voor de instandhouding van de beschermde soorten. Het college doet nader onderzoek op welke wijze ze deze kan borgen, in samenwerking met particulieren, woningcorporaties en andere
stadspartners.

7. Is het college bereid om bij klimaatgerichte maatregelen in raadsvoorstellen, altijd een check te doen op mogelijke impact op de biodiversiteit?

a. Zo ja, is het mogelijk om de resultaten van zo’n check op te nemen in het betreffende raadsvoorstel?

b. Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Voor wettelijk beschermde soorten en voor hun essentiële functies als verblijfplaatsen, foerageergebieden, vliegroutes etc. geldt dat elke maatregel met potentieel negatieve effecten getoetst moet worden op basis van de Wet natuurbescherming. Dat zorgt er in de praktijk voor dat alle voor biodiversiteit relevante maatregelen vanuit de wettelijke taak getoetst worden. Als er negatieve effecten op beschermde soorten worden verwacht stellen we een compensatieplan op dat wordt getoetst door de Omgevingsdienst Haaglanden. Als we beschermde soorten niet goed kunnen compenseren mag de betreffende maatregel in principe niet in die vorm plaatsvinden.

Figuur 1: overzicht vleermuiswaarnemingen

Figuur 1: Beknopt overzicht van vleermuis-waarnemingen in 2019 en 2020 op natuur.leiden.nl (laatste jaren die momenteel ontsloten zijn op natuur.leiden.nl). De meetlocaties van het stadsnatuurmeetnet betreffen meestal meerdere soorten. Waarnemingen van buiten het stadsnatuurmeetnet betreffen vooral waarnemingen van de Gewone dwergvleermuis.

Interessant voor jou

Schriftelijke Vragen: Brede welvaart

Lees verder

Schriftelijke Vragen: Afname van de leesvaardigheid onder jongeren

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer